Relatief afferent pupil defect

Swinging-flashlight test
  • Belicht, in een donkere kamer één pupil van onder gedurende 10 seconden (dus niet recht in het licht laten kijken, dan ontstaat er accommodatie en daardoor pupilvernauwing).
  • Wissel plotseling naar het andere oog.
  • Vergelijk de diameter van de pupil onmiddellijk na de wissel met de diameter van dezelfde pupil 6 seconden later. Tussentijds wordt de pupil voorbijgaand nauwer, door lichtadaptatie van het nieuw-belichte netvlies aan die kant, maar de diameter onmiddellijk na de wissel moet gelijk zijn aan de diameter 6 seconden later. Dus bijvoorbeeld: 4 mm onmiddellijk na de wissel, hij wordt nauwer tot 3 mm, maar na 6 seconden is hij weer 4 mm.
  • De diameter van de nieuw belichte pupil onmiddellijk na de wissel is een maat voor de hoeveelheid licht die door de nervus opticus van het eerst belichte oog ging. De diameter van de nieuw belichte pupil 6 seconden later is een maat is voor de hoeveelheid licht die door de ipsilaterale nervus opticus heen gaat.

Als de test zo uitgevoerd wordt, kan de test zelfs uitgevoerd worden als één van beide pupillen wijd en lichtstijf is. In het algemeen vind je bij aandoeningen aan de nervus opticus een relatief afferent pupil defect, terwijl bij aandoeningen aan het oog zelf zoals bij cataract of amblyopie geen of nauwelijks een relatief afferent pupildefect ontstaat, omdat bij deze aandoeningen de hoeveelheid licht die het netvlies bereikt niet, of niet veel, minder is dan normaal.

Het grote geheim van deze test is dat het licht van het ene oog naar het andere oog gewisseld wordt binnen de latentietijd van de pupil-lichtreflex.