Glaucoom is een

  • Chronische, progressieve opticopathie
  • Met karakteristieke morfologische afwijkingen van de papil
  • Met bijpassende afwijkingen op het gezichtsveld
  • Soms gepaard gaande met een (relatief) verhoogde IOP

Onbehandeld leidt glaucoom tot irreversibele blindheid !

Vormen van glaucoom:
  • Primair versus secundair glaucoom (prevalentie circa 1-2% bij bevolking > 50jaar)
  • Open- versus gesloten kamerhoek glaucoom (vaker voorkomend in Aziatische landen)
  • Congenitaal/juveniel versus “leeftijdsgerelateerde” glaucoom (zeldzaam, circa 1:10.000 geboortes)
     
Symptomen van glaucoom
  • Beginfase aandoening:
    • Patiënt heeft geen klachten !!!
    • Langzame IOP stijging voel je niet.
    • Beginnende gezichtsveld uitval wordt gecompenseerd door gezichtsveld andere oog.
  • Gevorderde aandoening:
    • Beperking gezichtsveld.
    • Visus daling door aantasting centrale gezichtsveld.

Omdat klachten ontbreken in het vroege stadium en de schade aan de nervus opticus irreversibel is kun je de aandoening alleen vroegtijdig opsporen door routine screeningen bij personen zonder klachten !

Risicofactoren:
  • Leeftijd
  • Oogdruk
  • Ras
  • Familie
  • Myopie
  • Diabetes
Fysiologie

Druk wordt aangemaakt door productie van kamerwater in het corpus ciliare (voeding van lens en cornea). Het corpus ciliare bevindt zich achter de iris. Het kamerwater loopt dan via de achterste oogkamer, via de pupilopening, naar de voorste oogkamer. De afvoer van het kamerwater vindt plaats in de kamerhoek. Daar verlaat het kamerwater het oog via het trabekelsysteem en wordt opgenomen in de bloedbaan.Het oog wordt op spanning gehouden door de constante aanmaak van kamerwater, dat – tegen een bepaalde weerstand in – weer wordt afgevoerd. De hoogte van de oogdruk is afhankelijk van het evenwicht tussen aanmaak en afvoer van het kamerwater. Intra-oculaire druk (IOP) is van belang om de vorm en stevigheid van de oogbol in stand te houden (mn bij oogbewegingen)

 

De gemiddelde IOP inde algemene bevolking is circa 15-16 mmHg. Normale grens: zeer variabel, statistisch 21 mmHg.
NB: IOP > 21 betekent niet automatisch diagnose glaucoom !!!

 

IOP kan gemeten worden met applanatie tonometrie of non-contact tonometrie.

Onderzoek

Met oogspiegelen wordt de papil beoordeeld. Er wordt gelet op:

  • papil excavatie (verticale cup/disc ratio). De meeste glaucomateuze ogen hebben een excavatie > 0.7, echter een normaal oog met een grote papil diameter kan ook een grote excavatie vertonen. Anderzijds kan een oog met een kleine papildiameter al glaucoom hebben met een kleine excavatie.
  • Splinterbloedinkjes (op de rand van de oogzenuw)
  • Asymmetrische papillen
  • Bleekheid rondom de papil (peripapillaire atrofie)

Gezichtsveld onderzoek wordt verricht om zenuwvezelschade aan te tonen en te kwantificeren. Vervolgonderzoek kan aantonen of de uitval progressief is. Het karakteristieke patroon van gezichtsvelduitval bij glaucom is een boogscotoom ten gevolge van een defect in een groep zenuwvezels vanuit de oogzenuw.

Daarnaast zijn er tegenwoordig verschillende imaging methoden beschikbaar waarmee de oogzenuw en de zenuwvezels in kaart gebracht kunnen worden en vervolgd. Voorbeelden zijn de Heidelberg retina tomograph (HRT), de GDx en de OCT.

 

Behandeling

Behandeling van glaucoom is gericht op het voorkomen van het ontstaan van visuele beperkingen bij de patient. Bewezen effectief hierin is oogdrukreductie. Daarnaast is er tegenwoordig ook veel aandacht voor verbetering van de perfusie van de oogzenuw (bloedvoorziening) en voor neuroprotectie.

Eerste behandeling zal in de meeste gevallen bestaan uit oogdruppels die de oogdruk verlagen. Bij onvoldoende effect (of te veel bijwerkingen of andere compliance problemen) kan er overgestapt worden naar andere vormen van oogdrukreductie. Belangrijkste hierin zijn de trabeculectomie en de glaucoom drainage inplants (Baerveldt of Ahmed).

 

Zie ook Glaucoom medicatie