Ontstekingen van de uvea (deze omvat de iris, het corpus ciliare en de choroidea) hebben zeer uiteenlopende oorzaken en worden samengevat onder de term uveïtis. Meestal raken ook andere structuren naast de primaire ontstoken weefsels betrokken in het ontstekingsproces.

De volgende onderverdeling van uveïtis is anatomisch.

  • Ontstekingen van de iris worden iritis of uveitis anterior genoemd; ze gaan gepaard met een verhoogde permeabiliteit van de bloedvaten. Witte bloedcellen circuleren in de voorste oogkamer en kunnen met behulp van de spleetlamp gezien worden. Eiwit lekt ook door de vaten in de voorste oogkamer en kan gezien worden doordat het doorvallend licht gebroken wordt in de stralen van de spleetlamp. Dit wordt ‘Tyndall’ genoemd.
  • Ontsteking van het corpus ciliare wordt cyclitis genoemd, vaak in combinatie met iritis (iridocyclitis). Hierbij is de productie van kamerwater verminderd en kan de oogdruk laag zijn.
  • Bij pars planitis of intermediaire uveïtis is het weefsel vlak achter de lens ontstoken en ziet men vaak ontstekingscellen in de voorste glasvochtruimte en condensaten op het pars plana.
  • Uveitis posterior is een ontsteking van uveaweefsel in het achtersegment. Er zijn ontstekingscellen in de gehele glasvochtruimte. Naast choroïditis kan er ook een ontsteking van de retina zijn (chorioretinitis of retinitis).
  • Een panuveïtis is een gelijktijdige ontsteking van zowel voor- als achtersegment.
     

Symptomen

De patiënt heeft klachten als:

  • pijn in of rond het oog (vooral bij uveitis anterior),
  • fotofobie,
  • visusdaling,
  • roodheid.

Uveitis posterior kan pijnloos verlopen. Door te vragen naar relevante systemische klachten kan een associatie met een systemische aandoening aan het licht gebracht worden. Relevante systemische klachten kunnen de volgende zijn.

  • Ademhalingsklachten. Kortademigheid, hoesten en sputumproductie: bijvoorbeeld sarcoïdose of tuberculose.
  • Huidafwijkingen. Erythema nodosum (pijnlijke verheven rode laesies op armen en benen) kunnen aanwezig zijn bij granulomateuze aandoeningen als de ziekte van Behçet en sarcoïdose. Patiënten met Behçet hebben ook een tromboflebitis, orale en genitale aften en dermatografie. Psoriasis kan gepaard gaan met uveïtis in combinatie met artritis.
  • Gewrichtsontstekingen. Spondylitis ankylopoetica (ziekte van Bechterew) is een aandoening van de rug, met name van het sacro-iliacaal gewricht. De combinatie van uveitis anterior met seronegatieve artritis, uretritis en conjunctivitis wordt het Reiter-syndroom genoemd. Chronische juveniele artritis is geassocieerd met een sluipende vorm van uveitis anterior, die weinig klachten geeft, maar het oog ernstig kan beschadigen.
  • Aandoeningen van de ingewanden. In enkele gevallen is er een associatie met ontstekingen zoals colitis ulcerosa of de ziekte van Crohn.
  • Infecties. Syfilis kan met zijn wisselende klinische uitingen ook een uveïtis veroorzaken, meestal een uveitis posterior. Ook herpesvirussen kunnen een uveïtis veroorzaken. Vooral bij aids-patiënten moet men beducht zijn op het CMV als veroorzaker van chorioretinitis. Bij septische patiënten kan een metastatische infectieuze laesie een uveitis posterior veroorzaken. Bij immuun gecompromitteerde patiënten moet men ook beducht zijn voor gisten en schimmels.
     

Afwijkingen

In geval van ontstekingen van de uvea kunnen bij oogheelkundig onderzoek de volgende bevindingen gedaan worden.

  • De visus kan verminderd zijn.
  • Het oog is ontstoken in acute uveitis anterior, te herkennen aan een limbale vaatinjectie (ciliaire roodheid).
  • Ontstekingscellen kunnen samen geklonterd op het cornea-endotheel te zien zijn, met name in het onderkwadrant; dit worden keratische precipitaties (KP’s) of Descemet-stippen genoemd.
  • Spleetlamponderzoek laat ontstekingscellen en Tyndall in de voorste oogkamer zien. Bij zeer veel ontstekingscellen kunnen deze in de kamerhoek aan de onderzijde neerslaan en vormen dan een massa (hypopyon), bijvoorbeeld bij de ziekte van Behçet.
  • De iris kan met de pupilzoom verkleefd raken aan het voorste lenskapsel (synechiae posteriores) (anterieure synechiae zitten in de kamerhoek).
  • De vaten van de iris zijn gedilateerd.
  • De intra-oculaire druk kan verhoogd of verlaagd zijn.
  • Er kunnen cellen in het glasvocht zijn.
  • Focale retinale of chorioretinale ontstekingshaarden kunnen aanwezig zijn.
  • Macula-oedeem kan als gevolg van de uveïtis ontstaan.
     

Onderzoek

Aanvullend onderzoek is gericht op het vinden van een systemische associatie en is deels afhankelijk van de presentatie van de uveïtis. Een uveitis anterior kan geassocieerd met de ziekte van Bechterew en HLA-typering op de aanwezigheid van het HLA B27-antigeen deze diagnose bevestigen. De aanwezigheid van grote KP’s of granuloompjes op de iris, is een aanwijzing voor sarcoïdose: een X-thorax, serum angiotensine converting enzyme (ace) en lysozyme kunnen helpen bij de diagnose. Een typisch (toxoplasma) chorioretinitislitteken met aan de rand een nieuwe laesie is vrijwel een zeker bewijs voor toxoplasma; in onduidelijke gevallen kan een voorste-oogkamerpunctie verricht worden en het kamerwater onderzocht worden op de aanwezigheid van anti-toxoplasma antistoffen. Uveitis posterior kan infectieus zijn (bijvoorbeeld tuberculose, Lyme, herpesvirussen of CMV) of bij een systemische aandoening passen (bijvoorbeeld sarcoïdose, de ziekte van Behçet, lymfoom). Een CMV-retinitis bij een aids-patiënt is in de regel klinisch duidelijk herkenbaar en behoeft geen nadere oogheelkundige diagnostiek.

Aangezien de meeste gevallen van uveitis anterior niet recidiveren, wordt in het algemeen bij een eerste ontsteking geen uitvoerig onderzoek gedaan, tenzij duidelijke systemische klachten aanwezig zijn. Een voorste-oogkamerpunctie kan bij het begin van een ontsteking gebruikt worden om een PCR-reactie te doen. Hiermee kan een eventueel micro-organisme geïdentificeerd worden. Meer dan vier weken na het ontstaan van de uveïtis worden met name antistoffen tegen de verwekker bepaald. De infectie wordt als bewezen beschouwd wanneer de antistoftiter meer dan drie-maal zo hoog is in het kamerwater vergeleken met bloed (Goldmann-Witmer-coëfficient).
 

Behandeling

Met de behandeling wordt het volgende nagestreefd:

  • verlichting van de pijn en bestrijden van de ontsteking in het oog,
  • voorkomen van meer beschadiging van het oog,
  • bestrijden van visusverlies als gevolg van macula-oedeem en beschadiging van de oogzenuw.

Corticosteroïden vormen de basis van de behandeling. Bij uveitis anterior kan dit met lokale therapie, bijvoorbeeld door middel van oogdruppels. De meeste steroïden dringen echter matig door tot het achtersegment. Bij uveitis posterior is de keuze prednisonacetaat als oogdruppels, betame-thason of triamcinolon subconjunctivaal of systemisch steroïden toe te dienen.

Bij uveitis anterior geeft pupilverwijding verlichting van de pijn en voorkomt synechiavorming; met krachtige mydriatica moet geprobeerd worden reeds gevormde synechiae te verbreken. Synechiae interfereren met de normale functie van de pupil en kunnen tevens de doorstroom van kamerwater blokkeren. Mydriasis kan verkregen worden met homatropine, cyclopentolaat (cyclogyl) of atropinedruppels. Atropine heeft de langste werking (in een ongeprikkeld oog meer dan een week). Om synechiae te verbreken wordt zeer frequent met fenylefrine, tropicamide en cyclogyl gedruppeld. Een subconjunctivale injectie kan helpen bij zeer sterke verklevingen. Lokale steroïden onderdrukken de ontstekingsreactie. Na tot rust komen van de ontsteking worden deze geleidelijk afgebouwd.

Bij uveitis posterior kan een visusdaling veroorzaakt worden doordat de macula zelf in het ontstekingsproces betrokken is (bijvoorbeeld bij toxoplasmose of CMV-retinitis) of door macula-oedeem dat secundair aan de ontstekingsactiviteit ontstaat. Het oedeem kan in op cysten gelijkende blaasjes zitten en wordt dan cystoïd macula-oedeem genoemd. Ter voorkoming van beschadiging van de macula zal uitgebreidere therapie gegeven worden, zoals antivirale middelen of antibiotica tegen toxoplasma. Systemische steroïden helpen de ontstekingsreactie te onderdrukken. In enkele gevallen schieten steroïden tekort, of kunnen niet afgebouwd worden, bijvoorbeeld bij de ziekte van Behçet. Therapie kan dan aangevuld worden met andere immunosuppressiva zoals azathioprine of cyclosporine of met cytostatica. Langdurige behandeling kan noodzakelijk blijken.


Geassocieerde aandoeningen

Er zijn vele systemische aandoeningen die een associatie met uveïtis hebben. De belangrijkste of meest voorkomende staan in onderstaande tabel samengevat.
 

Ziekteassociaties

Infectieus  Geassocieerd met  (Oog)Aandoeningen

Toxoplasmose  HLA B27  Cataract hypermatuur/
lensbeschadiging
Postoperatieve infectie Spondylosis ankylopoetica Sympathische oftalmie
Gisten Sarcoïdose Lang bestaande ablatio 
retina
CMV  Syndroom van Reite Intraoculaire tumoren
Herpetisch Ziekte van Behçet  Oculaire ischemie
Tuberculose   Psoriatrische artritis  Acuut glaucoom
Syfilis    Juveniele chronische artritis    
Metastatische infectie

Idiopathische darmontstekingen

 
Toxocara